NeedlePunch Stories 1

Kleine reis naar Oploo

De Maas bij Boxmeer staat hoog. Ik ben vanuit Oploo de N272 weer opgereden nadat ik Natas heb achtergelaten bij Bonny Bonaza. Ik heb de honden bij me en wil ze uitlaten aan de Maas. Op de Loerangelseweg kom ik baasjes tegen met honden uit Griekenland en Bulgarije. De mijne komen uit Portugal. We praten honden als baasjes. Ik vind de mensen die ik tegen kom aardig. Ik voel me in een uithoek van Brabant met de wereld om me heen.  
Aan de oever van de rivier buigen de populieren in de wind. Een hagelbui trek over met diep grauwe en lood grijze luchten, die verwaaien en waaruit door blauwe gaten het zonlicht neervalt. Ik moet denken aan Bloem en Marsman. En aan ‘ Dorp aan de rivier’ van Antoon Coolen.

Tontje d’n Dwerg

Terug in Oploo loop ik de Graancircel wandelroute die begint bij koffiehuis Ons Moe. Ik wil het beeld van Tontje d’n Dweg zien. Tontje waarover ik gelezen heb. Een paar Turven hoog was hij, geboren in de Sambeekse Hoek, verhuist met zijn ouders naar het Spekklef. Mooie namen geeft het, maar dit terzijde.
Ooit was Tontje een schaapsherder. Aan de Driehoek verzamelde hij zijn schapen om er vervolgens de Peel mee in te trekken. Tontje met zijn kinderwagen. Tontje met zijn paraplu’s, waaronder hij schuilde en sliep. Toen de schapen uit de Peel verdwenen, zwierf hij vloekend door de Peel. Over stille achter wegen. In de dorpen gepest door kinderen. ‘ s Nachts onder de sterren.

Bij de Oploose Molenbeek tref ik hem, zittend op een bankje bij de watermolen. Ik ga naast hem 


zitten en sla een arm om hem heen. Samen zwijgen we diep. Er valt niets te zegen. Hoogstens iets te vloeken. Als ik op sta zeg ik:

‘ Kom, laat ons gaan; geef mij uw hechte hand, zonder te tasten; ik ben zeer aardsch, ik ben u zeer verwant. Hoort ge, mijn stem werd ruig, mijn oog gewet aan grijze horizonten en smedend buigt mijn wil de daden van mijn hand en van mijn mond en oog.’ (uit: H Marsman. Verzamelde werken).

Ons Moe

In ‘Ons Moe’ drink ik koffie. Ik tref er Tiny Hendriks voorzitter van Graancirkel en eigenaar van Ons Moe. Hij voorziet me van leesstof over de geschiedenis van het koffiehuis. Ik blader door een ordner met kopieën. Met elk blad verstrijkt de tijd en veranderen de dingen. Pastoors, fanfares, boogschutters, worden mannen met hoeden, kinderen met vlechten, gezichten die ik herken uit mijn eigen leven. Zo komt in ‘ Ons Moe’ de tijd aan mijn tafel zitten. De tijd die terugtrekt en weer omkomt; als een zee, als een rivier. 

A15

Om half vijf loop ik naar de Grote staat 10a. De workshop is afgelopen. Elf tevreden cursisten zitten aan de thee. Ze hebben net als ik een mooie tijd gehad.  In de auto terug naar Delft vraag ik me af of hun bezigheid die dag veel van de mijne verschilde. Voor me zelf moet ik meer denken aan voortborduren. Wat de cursisten ook hebben gedaan. De vorm moet af en opgevuld. Het verhaal ook.